EN  |  FR

Geef je ouders de schuld

‘Als je als dubbeltje wordt geboren, word je nooit een kwartje’, luidt het gevleugelde spreekwoord. Sinds de invoering van de Euro echter is iedere tien eurocent vanzelf bijna vijfentwintig eurocent geworden. Zo gemakkelijk gaat groeien met krachttraining niet. Degenen die de genen hebben groeien gemakkelijker, maar ook zonder aanleg kun je een heel eind komen.

De discussie ‘nature versus nurture’ oftewel ‘heb je het of heb je het geleerd’, is al eeuwen oud en zal met de toenemende mogelijkheden van genetische manipulatie voorlopig nog niet verstommen. Daar heb je natuurlijk niet veel aan als je na maanden zwoegen in het krachthonk nog steeds geen wasbordje ziet. In dat geval is het verstandiger eens na te gaan of je wel aanleg hebt om goed gedefinieerde en zichtbare spieren te kweken. Troostende gedachte, ook als je die aanleg niet hebt, kom je met hard werken toch een heel eind.

Typische typetjes

Of je de potentie hebt om de volgende Mister of Miss Universe te worden of dat je gewoon een goed afgetraind lichaam hebt, hangt van een aantal factoren af. Het makkelijkst is te controleren welk lichaamstype je bent. Ben je een mesomorf type, dan heb je al een voorsprong [De weegschaal liegt wel].

Stijfkoppige spieren

Heb je weinig vetcellen en zijn ze ook niet al te groot, dan nog heb je geen garantie dat je met krachttraining een indrukwekkende torso opbouwt. Je spieren zijn nogal stijfkoppig. Ze blijven wat ze waren. Je (skelet-)spieren bestaan onder meer uit dwarsgestreepte spiervezels. Heb je van je ouders veel Type 1 (‘langzame’) vezels meegekregen, dan moet heel wat meer moeite doen om massa op te bouwen dan mensen die grotendeels Type 2a en 2b (‘snelle’) vezels in hun erfelijke nalatenschap hebben [Weg met het wasbordje]. Hier vind je een testje om spiervezeltype te bepalen.
Naast type spiervezels speelt de vorm van de spier ook een rol. Hoe langer de spier en hoe korter de aanhechting, hoe makkelijker de groei. De volgende test wordt gebruikt in het nog te verschijnen boek 'Het Nieuwe High Intensity Trainingsprogramma' van dr. Ellington Darden:
Trek je shirt uit en laat je spierballen zien in de spiegel. De hoek tussen de botten in je bovenarmen en onderarmen, moet 90 graden zijn. Draai je gebalde vuisten met de handpalm naar je hoofd toe. Let goed op de binnenkant van het elleboogdeel van beide armen. Meet de ruimte tussen de aangespannen biceps en de elleboogholte. Hoe groot is deze afstand?

Met dit overzicht schat je je kansen in:

De afstand tussen de elleboogholte en rand van de aangespannen biceps is een maat voor je potentieel:
- minder dan 1,2 cm is geweldig.
- tussen 1,3 en de 2,4 cm is bovengemiddeld goed.
- tussen 2,5 cm en de 3,7 cm is gemiddeld.
- tussen 3,8 cm en de 4,9 is benedengemiddeld matig.
- meer dan 5 cm is weinig.

Ook al niet? Je kunt je ouders de schuld blijven geven, maar met wat noeste arbeid kun je een matig genetisch pakket toch manipuleren tot een gespierd lichaam. Dat kan even duren [Hoeveel spiermassa kun je ontwikkelen?], maar dan heb je ook wat (en een oudercomplex minder).