In beweging
Het is een dikke pil, maar de, begin deze maand aan staatssecretaris Jet Bussemaker, uitgereikte Rapportage Sport 2008 bevat genoeg lezenswaardigs om ruimschoots door te bladeren. Er zit weer beweging in Nederland, woon-werk verkeer uitgezonderd, maar toch is het niet allemaal rozengeur en maneschijn.
In Nederland doen steeds meer mensen aan sport. In 2007 sportte 65% van de bevolking. Dat was in 2003 nog 61%, stelt het Sociaal Cultureel Planbureau in haar persbericht naar aanleiding van het verschijnen van Rapportage Sport 2008. Dat is goed nieuws voor al die mensen die zich inspannen om de medemens in beweging te krijgen. Maar wat dat bewegen precies inhoudt, blijft soms een beetje vaag.
Diffuse definities
  Interessant bij onderzoeken zijn, naast de conclusies, de
  definities die gehanteerd worden om een conclusie te trekken. Je
  bent volgens het persbericht een sporter als je tenminste twaalf
  keer per jaar iets aan sport doet. Dat lijkt helder, maar in het
  rapport zelf wordt het al wat diffuser. In paragraaf 4.2
  Sportdeelname blijkt het toch wat ingewikkelder te liggen. ‘De
  reeks avo-onderzoeken laat de hoogste sportdeelnamecijfers zien,
  oplopend tot ruim 66% in 2007. Dit wil zeggen dat 66% van de
  volwassenen in Nederland (18-79 jaar) in 2007 in het afgelopen
  jaar ten minste één keer aan sport heeft gedaan. Wandelsport en
  fietssport zijn hierin niet meegenomen, omdat daarover geen
  langetermijntrends bekend zijn.
  De trend op basis van de tbo-vragenlijstgegevens ligt lager dan
  die op basis van het avo: in de laatste tbo-meting van 2005
  rapporteerde 58% aan sport te doen. In de tbo-vragenlijst
  ontbreekt echter een duidelijke definitie van sportdeelname.
  Mogelijk rekenen mensen die slechts een paar keer per jaar aan
  sport doen zich daardoor niet tot de sporters. Dat sportdeelname
  op basis van het tbo-dagboek nog weer lager ligt dan op basis van
  de tbo-vragenlijst, met 42% in de meting van 2005, is niet
  verwonderlijk. Dit cijfer laat namelijk het percentage mensen
  zien dat in hun dagboek, ingevuld gedurende één week in oktober,
  ten minste één aaneengesloten kwartier ‘sporten’ als
  hoofdactiviteit invulde.’ Als je dus één keer per jaar wat aan
  sport hebt gedaan, dan ben je een sporter die meetelt in de
  statistieken. De stijgende lijn is er, concluderen de
  onderzoekers, hoewel ze iets verder op pagina 76 keurig toegeven
  dat er ook onderzoek is waarin dat wordt tegengesproken, ‘Ook in
  de registratie van Ongevallen en bewegen in Nederland (ObiN)
  wordt bij de meest recente metingen geen stijging waargenomen in
  de hoeveelheid tijd die aan sportief bewegen wordt besteed (zie
  hoofdstuk 9).’
Aan de norm
  Om een beetje gezondheidsvoordelen te hebben, moet je voldoen aan
  de Nederlandse Norm Gezond Bewegen eventueel gecombineerd met de
  Fitnorm. Ook daar besteedt Rapportage Sport ruime aandacht aan in
  hoofdstuk 9 Sport, Bewegen en Gezondheid. ‘Het percentage
  Nederlanders dat aan de beweegnormen voldoet, neemt vooral sinds
  2004/’05 sterk toe (tabel 9.1). In 2006/’07 voldeed 66% van de
  volwassenen aan de combinorm; in 2004/’05 was dat nog 61%.’ Maar
  ook hier is het volgens de onderzoekers niet allemaal rozengeur
  en maneschijn. ‘Een punt van aandacht vormt het gegeven dat in
  2006/’07 het percentage Nederlanders dat aan de fitnorm voldoet,
  is gedaald ten opzichte van de voorgaande jaren. Vooral onder
  sporters, mannen en middelbaar en hoogopgeleiden daalde dit
  percentage behoorlijk (van 23% naar 18% -red.). Gegevens uit de
  komende jaren moeten uitwijzen of het een tijdelijke fluctuatie
  betreft of een structureel gegeven is.’
  Daar staat tegenover dat het aantal minuten gematigd intensief
  bewegen is toegenomen. ‘Hieruit komt naar voren dat het aantal
  minuten bewegen per dag in de periode 2000-2007 met 8% is
  gestegen, van 169 minuten naar 184 minuten per dag (tabel 9.4).
  Het gemiddelde aantal minuten dat per dag aan sport wordt
  besteed, lijkt in 2006/’07 weer iets te dalen (zie ook
  hoofdstukken 2 en 4).’
En soms ook niet
Als het om meer bewegen gaat, zit er dus – met wat kanttekeningen - vooruitgang in. De meest populaire vormen van bewegen zijn zwemmen, fietsen, fitness en, op de vierde plaats, het snel in populariteit stijgende hardlopen. Toch blijven er altijd mensen die eigenwijs tegen de stroom in ‘roeien.’ Zo merken de onderzoekers op dat ‘Op lange termijn het gezondheidsgedrag van de Nederlanders erop vooruitgegaan is. In recente jaren lijkt deze vooruitgang echter tot stilstand te zijn gekomen. Zo waren er in 2007 evenveel regelmatige alcoholgebruikers als in 2004 en stabiliseerde ook het aandeel rokers onder de Nederlandse bevolking zich. In het percentage Nederlanders met overgewicht is evenmin veel verandering gekomen.’ Je kunt Rapportage Sport 2008 hier gratis binnenhalen. En de belangrijkste conclusies in één oogopslag hier.
