Vechten tegen vet: hardcore praktijken in de line up
Door Hans Wassink
Hallo, ik heb een
vraag.
Ik heb altijd begrepen dat anabole steroïden geen direct effect hebben op je lichaamsvetpercentage. Toch hoor ik daar de laatste jaren wel over. Over bodybuilders die vol in de kuur zijn, volop eten en nog droger worden ook. Hoe kan dat? Dat zou ik wel eens willen weten.
Groeten, K.
Beste K.,
Inderdaad is het standaard verhaal over het effect van anabole steroïden op het lichaamsvetpercentage het volgende: er wordt veel spiermassa opgebouwd, waardoor de verhouding spek en spieren gunstiger komt te liggen; daarnaast verbruikt al die extra spiermassa ook meer energie. In het eerste geval daalt alleen het lichaamsvetpercentage ten opzichte van de vetvrije massa en in het tweede geval (hoger energieverbruik) daalt ook de totale hoeveelheid lichaamsvet (tenzij je meer eet dan je verbruikt, natuurlijk). Deze twee ‘effecten’ gaan hand in hand, zeg maar. Het dalen van het lichaamsvetpercentage en de totale hoeveelheid lichaamsvet worden veroorzaakt door een stevige spieraanwas, en uiteraard door de intensieve training die ook nodig is om de spieropbouw te maximaliseren. Maar niet door de anabolen zelf. Maar is dat wel zo?
Om de stofwisseling nog een paar tandjes hoger te zetten wordt er in bodybuilding klassiek gegrepen naar middelen als clenbuterol, schildklierhormoon én groeihormoon. En dichter naar de wedstrijd toe wordt er ook vaker gekozen voor anabole steroïden die niet of nauwelijks aromatiseren, dat wil zeggen dat het middel voor een deel wordt omgezet in oestrogeen, hetgeen gepaard gaat met vocht vasthouden, een verhoogde vetopslag en mogelijk ook gynaecomastie (borstvorming bij de man). Daarnaast worden ook anti-oestrogenen gebruikt om deze ongewenste effecten tegen te gaan. We zetten deze middelen kort op een rijtje en kijken aan het eind nog even naar anabole steroïden en het directe effect op lichaamsvet.
Clenbuterol
Clenbuterol is een zogenaamde bèta-2-agonist. Bèta-2-agonisten zijn een speciale groep stoffen die met elkaar gemeen hebben dat ze aangrijpen op de bèta-2-receptoren van je autonome zenuwstelsel. Bèta-2-agonisten kun je zien als rondzwervende sleutels, bèta-2-sleutels, die in je lichaam op zoek zijn naar passende bèta-2-sloten (receptoren). Hebben ze eenmaal zo'n slot gevonden, dan gaat de sleutel in het slot en wordt er een keten van reacties opgestart, net zoals met anabolen. Het gaat hier echter wel om een totaal ander soort sleutels en sloten, en dus totaal andere reacties. Kort gezegd, een bèta-2-agonist is een stof die de bèta-2-receptoren stimuleert. Twee belangrijke effecten daarvan zijn: verwijding van de luchtwegen waardoor je letterlijk meer lucht krijgt – reden waarom deze medicijnen bij astma worden voorgeschreven - en stimulering van de stofwisseling. In de ‘vrije natuur’, zullen we maar zeggen, helpen deze twee zaken je te ‘vechten of vluchten’, en voor welke reactie ook ‘gekozen’ wordt, in beide gevallen heb je extra zuurstof nodig. Bodybuilders gebruiken clenbuterol voornamelijk voor het laatste, een groter energieverbruik. Clenbuterol werkt ook als antikatabool middel, zodat je daarmee je spiermassa kan vergroten of in ieder geval beschermen tegen afbraak. Dat maakt het voor bodybuilders aantrekkelijker dan amfetaminen, die weliswaar de stofwisseling verhogen, maar ook spiereiwit afbreken.
Clenbuterol is een zwaar medicijn: vele malen sterker dan de gebruikelijke medicijnen tegen astma-aanvallen, zoals salbutamol, bijvoorbeeld. Bovendien heeft clenbuterol een halfwaardetijd van 35 uur, zodat er vrij snel een opbouw van de dosering ontstaat wanneer je het middel dagelijks zou slikken. Sterk gaan trillen, krampen en een hart dat op tilt slaat zijn dan bepaald geen denkbeeldige gevolgen. In combinatie met diuretica is het zelfs levensgevaarlijk. Door het afdrijven van vocht verlies je namelijk ook elektrolyten (kalium en natrium, onder andere), en een tekort aan zouten maakt dat je zenuwen niet goed meer kunnen functioneren en spieren – en het hart is ook een spier - in een permanente kramp kunnen schieten.
Schildklierhormoon (T3)
Om de stofwisseling nog veel meer op te jagen en lichaamsvet te reduceren, maken bodybuilders wel gebruik van bijvoorbeeld Cytomel®, een middel dat lijkt op het natuurlijke schildklierhormoon trijoodthyronine. De schildklier van een gezonde persoon produceert twee hormonen, thyroxine (T4) en het al genoemde trijoodthyronine (T3), dat met betrekking tot het sterk en effectief opjagen van de stofwisseling het meest krachtig is. Mensen met te weinig schildklierhormoon zijn onder andere snel moe en vallen vaak in slaap. Bij een teveel treedt onder andere gewichtsverlies op, nervositeit en nog een hele waslijst aan klachten.
Op het moment dat het lichaam merkt dat de spiegels van schildklierhormonen sterk stijgen, zal het lichaam de eigen aanmaak verminderen of zelfs stilleggen door minder of geen schildklierstimulerend hormoon naar de schildklier te sturen. Dit feedbackmechanisme is zo gevoelig dat de productie van schildklierhormoon blijvend verminderd of gestaakt kan worden. Wanner het gebruik beëindigd wordt, gaat de verbranding en de lichaamstemperatuur weer omlaag zodat de vetopslag wederom verhoogd wordt. Het lichaamsgewicht zal een ‘jojo effect’ te zien geven: daling en stijging, afhankelijk van het gebruik.
Bij het gebruik van schildklierhormoon kunnen er nog andere bijwerkingen optreden, zoals hoofdpijn, trillingen, slapeloosheid, oververhitting en overmatig zweten. Ook gaat het hart sneller kloppen en krachtiger samentrekken. Hartkloppingen en hartritmestoornissen komen bij het gebruik van schildklierhormoon dan ook regelmatig voor. Langdurig gebruik kan tevens leiden tot een hartaanval. Kortom, je kunt je stofwisseling beter op een natuurlijke manier stimuleren. Volgens een bekende Nederlandse bodybuilder en sportschoolhouder had drievoudig Mr. Olympia, Frank Zane, die bekend stond om zijn voor die tijd onnatuurlijk scherpe fysiek, door zijn intensieve gebruik van schildklierhormonen zijn schildklier zo ontregeld, dat hij voor de rest van zijn leven aan de medicatie moest.
Groeihormoon (STH)
Wanneer groeihormoon voor het eerst werd ingezet in bodybuilding is niet duidelijk, maar insiders durfden er op te wedden dat dit hormoon alles te maken had met de ongelofelijke vooruitgang die Lee Haney in 1984 wist te maken, en die hem de eerste van zijn acht Mr. Olympia-titels opleverde. Inmiddels is de reputatie van groeihormoon als ‘grenzeloze groeier’ niet alleen een heel stuk minder geworden, maar ook een stuk complexer. De kracht van groeihormoon lijkt vooral te liggen in de ‘juiste’ combinaties met IGF-I (insuline groeifactor), anabole steroïden, insuline en schildklierhormoon, zowel voor wat betreft spieropbouw als voor het verlagen van het lichaamsvetpercentage.
Groeihormoon heeft meerdere effecten op de stofwisseling. Allereerst bevordert het de omzetting van vet in vetzuren. De vetreserves worden in een verhoogd tempo in kleine porties de bloedbaan ingestuurd. Groeihormoon stimuleert tevens de omzetting van glycogeen in glucose. Praktisch gezien zorgt groeihormoon dus voor het vrijkomen van veel (opgeslagen) energie, en dat vertaalt zich in een daling van het lichaamsvetpercentage. Om die reden is groeihormoon erg populair in Hollywood, waar voor nieuwe rollen soms extreme makeovers vereist zijn. Endocrinologen waarschuwen voor gevaren als hoge bloeddruk en verhoging van de kans op diabetes. Ze zijn dan ook helemaal niet blij met Stallone die in interviews herhaaldelijk heeft gezegd dat groeihormoon gebruiken je ‘kwaliteit van leven’ vergroot.
Anti-oestrogenen
Naast clenbuterol, schildklierhormonen en groeihormoon, hebben bodybuilders nog andere middelen in de medicijnkast om er harder en droger uit te zien: de anti-oestrogenen. Bij alle aanvoer van (androgene) anabole steroïden probeert het lichaam een balans te bewaren tussen de mannelijke hormonen (androgenen) en de vrouwelijke hormonen (oestrogenen), en de verhoudingen tussen die twee zijn voor een groot deel bepalend voor de karakteristieke zichtbare kenmerken van mannen en vrouwen. Aromatiseren is het proces waarbij het lichaam het relatieve tekort aan oestrogenen zal proberen te compenseren door via het enzym ‘aromatase’ de overdaad aan androgenen om te zetten in oestrogenen. En daarmee doen ook vochtophoping, verhoogde vetopslag en vrouwelijke borstvorming (gynaecomastia) hun intrede.
Om die oestrogenen onder controle te krijgen, wordt er gebruik gemaakt van anti-oestrogene middelen. Die heb je in drie categorieën: a) de aromatase-remmers, b) de selectieve oestrogeen-receptormodulatoren (SERM’s) en c) andere anti-oestrogene stoffen. We noemen uit elke groep de bekendste en kijken kort naar wat ze doen. De aromatase-remmer anastrozol (Arimidex®) zorgt ervoor dat de aromatisering niet of zo traag mogelijk verloopt. Zijn de oestrogenen toch opgelopen, dan is het mogelijk om te verhinderen dat de oestrogenen zich aan de receptoren binden om hun werking te kunnen uitvoeren. Dit wordt gedaan door de selectieve oestrogeen-receptormodulatoren (SERM’s), waarvan de bekendste tamoxifen (Nolvadex®) is. Tamoxifen heeft een anti-oestrogene werking, doordat het de receptoren voor oestrogenen kan blokkeren. Het hecht zich namelijk heel makkelijk aan de receptor vast en hangt daardoor als het ware een bordje ‘bezet’ op de receptor waardoor oestrogenen er geen gebruik meer van kunnen maken. Blijft over een groep met andere anti-oestrogene stoffen. Deze werken anders dan de twee voorgaande. Clomifeen (Clomid®) is daarvan wel de bekendste. Van oorsprong een geneesmiddel dat bedoeld is vrouwen te helpen zwanger te worden, wordt het door bodybuilders aan het eind van een kuur gebruikt om de eigen aanmaak van testosteron weer op te krikken. Wat doet clomifeen? Allereerst werkt het als een ‘oestrogeen-blokker’, dat wil zeggen: het hecht zich aan receptoren waar ook oestrogenen zich aan kunnen binden. Op die manier wordt de normale werking voorkomen. Ten tweede kan clomifeen de testosteronproductie verhogen. Doordat het zich ook aan de oestrogeenreceptoren op de hypothalamus bindt, stimuleert deze namelijk de hypofyse om o.a. meer luteïniserend hormoon (LH) af te geven. Dit LH stimuleert op zijn beurt de zaadballen om meer testosteron aan te maken. Voor meer informatie over anti-oestrogenen, kun je hier terecht.
Pro-oestrogenen?
William Llewellyn, auteur van de bekende ‘anabolenbijbel’ Anabolics 2009, spreekt echter het vermoeden uit dat het stevig inzetten van anti-oestrogenen de spiergroei tot op zekere hoogte kan tegenwerken. Hij wijst daarbij op het gegeven dat anabole steroïden die aromatiseren, zoals testosteron, meer spiermassa en kracht opbouwen dan anabole steroïden die minder aromatiseren (nandrolon, Deca-Durabolin® bijvoorbeeld aromatiseert veel minder dan testosteron) of helemaal niet aromatiseren (methenolon, Primobolan®).
Een andere groeibelemmerende factor van anti-oestrogenen, zegt Llewellyn, is dat oestrogenen bij mannen een belangrijke rol spelen in de productie en afgifte van groeihormoon en IFG-1. Tot slot, speelt oestrogeen een belangrijke rol in het herstel en opbouwen van spierweefsel doordat het de glucosestofwisseling in spierweefsel beïnvloedt. Het zorgt voor een verhoging van het enzym glucose-6-fosfaat-dehydrogenase, dat het gebruik van glucose bevordert. Na zware training is dit enzym ook extra actief. Veel massa willen opbouwen en de oestrogenen volledig proberen uit te bannen, is volgens Llewellyn contraproductief.
Anabole steroïden en de directe werking op lichaamsvet
Anabole steroïden hebben een indirecte werking op het verlagen van het lichaamsvetpercentage, zo werd boven gesteld. Indirect door toename van spiermassa, waardoor het energieverbruik toeneemt, indirect ook door te kiezen voor anabolen die niet of nauwelijks aromatiseren, zodat de vetopslag niet wordt bevorderd. Maar uit onderzoek naar mensen met overgewicht is gebleken dat vetcellen steroïde-receptoren bevatten, en wel voor androgenen, oestrogenen en progesteronen, zie Mayes JS, Watson GH. Direct effects of sex steroid hormones on adipose tissues and obesity. Obes Rev, 2004;5:197-216. Verschillende opslagplaatsen van vet bevatten ook verschillende concentraties aan geslachtshormoonreceptoren. Androgeenreceptoren zijn het hoogst in het dieper gelegen buikvet, terwijl de receptoren voor oestrogenen en progesteronen het hoogst zijn in de gluteaalpartij (lees: kont), zie Dieudonne MN, Pecquery R, et al. Androgen receptors in human preadipocytes and adipocytes: regional specificities and regulation by sex steroids. Am J Physiol, 1998;274:C1645-52. Grofweg kun je stellen dat de oestrogenen de vetopslag bevorderen en de androgenen de vetafbraak stimuleren en de aanmaak van nieuw vetcellen tegen houden. Kortom, de huidige generatie (wedstrijd) bodybuilders hebben een forse medicijnkast tot hun beschikking om het lichaamsvet indirect en direct aan te pakken. Wie gewoon een gezonde en goed getrainde fysiek wil ontwikkelen, doet er natuurlijk goed aan die medicijnkast gesloten te laten. Hardcore hoeft niet synoniem te zijn met gebruik.