EN  |  FR

Meten is niet altijd weten

Zet een pak met een onbekende inhoud van een kilogram op een weegschaal en je weet… dat het pak een kilogram weegt, maar het verteld je niks over de inhoud. Zo is het ook met je lichaamsgewicht. De weegschaal zegt weinig over de verhouding tussen vetmassa en vetvrije massa. Door te meten met andere methoden krijg je wel de informatie waar je iets mee kunt.

De weegschaal

Je vindt ze in bijna iedere slaap- of badkamer. Je gaat er op staan en je ziet hoeveel je op dat moment weegt. Niets meer en niets minder. Het zegt dus niets, omdat het je geen informatie verschaft over de samenstelling van dat gewicht. Het gewicht van je lichaam bestaat uit vetmassa en vetvrije massa. Dat laatste is voornamelijk spiermassa. Vandaar dat men soms ook wel spreekt over vetvrije spiermassa. Juist de samenstelling van je lichaam is belangrijk om te weten of je lichaamsgewicht een gevaar vormt voor je gezondheid. Je weegschaal is dus niet meer dan een hulpmiddel voor de volgende meetmethoden.

De Body Mass Index

Een methode die je lichaamssamenstelling er meer bij betrekt, is de Body Mass Index (BMI) ook wel bekend als de Quetelet-Index (QI). Je BMI is gelijk aan je lichaamsgewicht (in kilogram) gedeeld door je lichaamslengte (in meters) maal je lichaamslengte. In formule: gewicht / lengte 2. Even niet het ezelsbruggetje Meneer Van Dalen Wacht Op Antwoord vergeten. Eerst dus je lichaamslengte Vermenigvuldigen (kwadrateren dus) en dan pas je lichaamsgewicht Delen door dat getal. Is de uitkomst tussen de 19 en 25, dan heb je volgens de normen een normaal, 'gezond' gewicht. Zie de tabel hieronder. Dit is een snelle methode, omdat je vaak je lichaamslengte en -gewicht wel weet. Je BMI zegt indirect iets over je lichaamssamenstelling, omdat meestal als je teveel weegt voor je lengte je teveel overtollig lichaamsvet hebt.

BMI = lichaamsgewicht / (lichaamslengte x lichaamslengte)

Ligt je BMI tussen.....

Dan is er sprake van.....

0 - 19

Ondergewicht

19 - 25

Normaal gewicht

26 - 30

Overgewicht

30 en meer

Ernstig overgewicht

Huidplooimeting

Hoewel de BMI een stuk informatiever is, heeft deze methode ook een nadeel. Iemand die bijvoorbeeld aan krachttraining doet, heeft redelijk wat spiermassa en meestal weinig vet. Meer spiermassa maakt je lichaam zwaarder. Daardoor kan je BMI hoger uitvallen, waardoor het lijkt alsof je overgewicht hebt. Toch bestaat je 'overgewicht' dan voornamelijk uit spiermassa en meestal niet uit overtollige vetmassa. Met een huidplooimeting kun je die verhouding wel bepalen. Je meet dan met een speciale tang de dikte van vier (soms zeven) huidplooien en de optelsom vertelt je hoeveel lichaamsvet je hebt en na enig rekenwerk ook hoeveel spiermassa. Een huidplooimeting kun je het best laten uitvoeren door iemand die er ervaring mee heeft.

Elektronische meting

Daarnaast kun je ook een elektronische (ook wel impedantie) meting doen. Bij zo'n meting wordt er een stroomstootje door je lichaam gejaagd. Die meet de weerstand van verschillende weefsels. Op basis daarvan wordt de hoeveelheid vetmassa en vetvrije massa bepaald. Resultaten van zo'n elektronische meting worden beïnvloed door ondermeer de hoeveelheid vocht die je op dat moment in je lichaam hebt. Lees dus de gebruiksaanwijzingen goed.

Met deze twee laatstgenoemde methoden is meten dus wel weten. Wil je je lichaamssamenstelling verbeteren, dan vind je op deze website voldoende informatie om dat op een verantwoorde, effectieve manier te doen (Weet Wat Je Eet). Uitgebreidere informatie vind je in de boeken van Lijf, Sport en Middelen